Collegereeks video 2 Mensen
(Het logo van het RDDI Beeldtitel: Gids in de informatiehuishouding.)
(Beeldtekst: mensen.)
(Ad)
VAN HEIJST: We zijn aangekomen bij de tweede kennisbyte
en die gaat over informatiehuishouding,
de mensen die onderdeel uitmaken van die informatiehuishouding
en de informatieprofessional die daarin een belangrijke regierol zal gaan spelen.
We hebben het dan over de samenwerking tussen de proceseigenaar
en de informatieprofessional, waarvan we denken op dit moment
dat die nog onvoldoende aanwezig is in organisaties
en dat te veel in gescheiden werelden wordt gewerkt.
In 1998 er al een rapport uitgekomen:
'Het geheugen als actieve kracht' van Kees Koenen en Paul Baak.
Die geven een aantal problemen aan die spelen in de informatiehuishouding
en die problemen zijn er nog steeds. Als je dat rapport leest,
is dat heel actueel. Ik kan het iedereen aanbevelen.
Blokje 2, over de mensen. Na de inleiding die we gehad hebben,
waarin we bekeken hebben wat nu die information governance inhoudt
en wat je moet doen om een goede information governance te bereiken.
Dus met welke elementen je daarin moet spelen.
Na de mensen gaan we het hebben over de gegevens en de werkprocessen.
We gaan het hebben over de informatiesystemen,
het wettelijk en het normenkader, wat er ontwikkeld is.
Dat is echt een stukje, daar moet je toch even een pauze vooraf voor nemen,
want dat zijn hele taaie stukken.
En dan hebben we het over waar te beginnen.
Een jaar geleden is het rapport uitgekomen van Future Lab,
'De informatiehuishouding van het Rijk in 2030'.
Dat rapport gaat over de toekomst van de informatievoorziening
zoals die geschetst wordt nadat er verschillende mensen gesproken zijn
die hun visie hebben gegeven op welke richting het uit zou moeten gaan.
Daarin wordt de toekomstige context van de informatiehuishouding aangegeven.
2030, dan praten we dus over een periode van acht jaar
die we moeten overbruggen om tot 2030 te komen.
En in die periode moet er natuurlijk ook het een en het ander gebeuren.
Want je kunt wel fantaseren of beelden hebben over hoe 2030 eruit gaat zien,
maar de problemen hebben we op dit moment
en die problemen moeten we op dit moment aankaarten,
we moeten ze verhelpen, om te voorkomen dat we binnenkort weer
met een enquêteprobleem zitten in de Tweede Kamer.
Future Lab, de informatiehuishouding van het Rijk in 2030,
geeft aan dat in 2030 elke ambtenaar z'n archivaris is.
De problemen die we op dit moment zien en die we in blokje 1 hebben besproken,
zijn onder andere dat iedere ambtenaar zijn eigen archivaris was tot nu toe
en dat we de informatieprofessionals hebben teruggebracht
van 30.000 de afgelopen jaren naar 3000.
Dus eigenlijk: of elke ambtenaar zijn eigen archivaris is,
dan moet er nog heel wat veranderen. En ik denk wel dat we die richting op moeten,
laat dat duidelijk zijn,
maar dan moeten we ook die ambtenaar gaan opleiden
en gaan zorgen dat die ook inderdaad de vaardigheden krijgt
om een goede zaak bij elkaar te houden.
Om informatie op het moment dat die belangrijk is
om een antenne te hebben die dan zegt:
'Wacht even, dit moet ik vastleggen in het zakendossier wat ik daar over heb
of op de plaats waar deze informatie bewaard moet worden.'
We moeten de ambtenaar, of niet alleen de ambtenaar...
We moeten leren hoe we informatie kunnen weggooien.
Problemen op dit moment komen voor een groot deel eruit voort
dat we niet voldoende hebben weggegooid,
dat we veel te veel bewaard hebben in organisaties.
Om een voorbeeld te geven: 90% van alle informatie
die in een organisatie aanwezig is, is dubbel, driedubbel, vierdubbel aanwezig
op meerdere schijven, in e-mailboxen, noem maar op.
En als we kijken naar de nieuwe richtlijn die er is
voor het archiveren van e-mail voor het Rijk,
dan gaan wij in e-mailboxen nog eens tien jaar bewaren
van iedere medewerker in de organisatie
en van sleutelfiguren zelfs eeuwig.
Moet je je voorstellen wat een enorme hoeveelheid informatie
er in de organisatie bijkomt waar we ons straks doorheen moeten worstelen,
en er zullen best wel weer systemen ontwikkeld worden,
maar makkelijker is het om wat we niet meer nodig hebben te vernietigen,
zorgen dat het er niet meer is, onder de condities die daarvoor gelden,
dus onder de voorschriften en afspraken die we daarover maken.
De nadruk bij de nieuwe informatieprofessional,
zoals die zal moeten ontstaan, zal liggen op de samenwerking.
De professional maakt het mogelijk
dat mensen in de organisatie kunnen samenwerken, in Teams, in SharePoint,
in welke andere toepassing dan ook, in een bepaalde applicatie
die ingericht is voor het zo goed mogelijk uitvoeren van de werkzaamheden.
Die samenwerking moet ondersteund worden
en we moeten zorgen dat mensen ook weten
hoe ze informatie kunnen behandelen in die samenwerking
en dat ze zich na afloop kunnen verantwoorden
over hoe zaken zijn verlopen.
Dat we geen bonnetjes meer kwijt zijn of andere toestanden die er geweest zijn.
Dat betekent dat die informatieprofessional
waar we het nu over hebben,
dat die eigenlijk heel snel zichzelf de eigenschap moet moeten moet aanleren
om de vraag te stellen: waarmee kan ik je helpen bij de informatiehuishouding?
En dat is een behoorlijk moeilijke vraag,
omdat de informatieprofessional zoals we die nu hebben vaak is ingesteld
om zichzelf bezig te houden met het achteraf repareren van problemen
die in de organisatie voorkomen op het gebied van informatiebeheer.
Nou, dat is best een omslag wanneer je achter in het proces zit
en je moet ineens naar de voorkant van het proces toe
om te gaan praten met gebruikers,
terwijl je liever aan de achterkant bezig bent met reparatiewerkzaamheden.
Je ziet dat dat rapport van Future Lab,
praat over een nieuwe informatieprofessional
en die geeft daarin een aantal denkrichtingen.
Bijvoorbeeld wordt er gesproken over de 'digiminimalist',
degene die zorgt dat er zo weinig mogelijk
digitale informatie in de organisatie aanwezig is.
Maar ook wordt er gesproken over een datahoeder, een dataprototyper,
over een beleidsarcheoloog, over een verhaalhaler,
die bij mensen in de organisatie gaat ophalen:
'hoe is deze zaak nu eigenlijk tot stand gekomen
en hoe kunnen we daar een dusdanig verhaal van maken
wat we weer kunnen publiceren naar de buitenwacht?'
Een rijksscenarist.
Allerlei nieuwe namen met omschreven denkbeeldige functies
die er op dit moment niet zijn, maar waar men wel van denkt
dat die in 2030 een denkrichting kunnen geven
aan de manier waarop de informatie- professional zich zou moeten ontwikkelen.
Wat doen we tot het zover is?
Dat is dus de vraag waar we het op dit moment over hebben.
Wie gaat de systemen inregelen?
Wie gaat zorgen dat archiving by design ingevoerd wordt?
Dus het kijken bij een systeem wat aangeschaft wordt
dat ook inderdaad de regels van archiveren erop worden toegepast?
Wie maakt de procedures in de organisatie?
Procedures die je afspreekt met de gebruikers
waarin je met elkaar vaststelt
welke informatie je op welk moment in een map opslaat
of in een teamverband opslaat.
Hoe hou je de informatie toegankelijk en zorg je ervoor
dat je in ieder geval de weg in de informatie blijft vinden?
Wie controleert?
Wie controleert of mensen wel ook inderdaad zichzelf houden
aan de afspraken die gemaakt worden en niet wat er op dit moment gebeurt,
dat eigenlijk iedereen de vrijheid heeft om zelf zijn eigen informatiehuishouding
in te stellen op de gemeenschappelijke schijf of in de mailbox.
Waarom wordt dat gedaan? Omdat mensen zichzelf willen indekken
of omdat men zegt: 'Ik weet niet of mettertijd ik in de systemen
zoals die hier zijn de documenten kan terugvinden
waarmee ik mezelf wil verantwoorden, dus ik zorg voor de zekerheid
dat ik op mijn persoonlijke schijf die informatie nog eens heb opgeslagen.'
Wie richt de informatiehuishouding in
en wie onder wie onderhoudt die informatiehuishouding?
Dat zijn vragen waar we nu eigenlijk al een antwoord op moeten weten
en zo snel mogelijk mee aan de slag moeten.
Dat doet het Rijksprogramma ook wel,
want het Leerhuis is er gekomen, RADIO is er gekomen.
Dus er wordt heel veel gedaan aan het opleiden van medewerkers,
van informatieprofessionals.
Maar we kijken ook naar die medewerker in de organisatie,
want die zal een groot deel van de activiteiten zelf moeten uitvoeren.
Kijken we naar die professional,
dan heeft die een aantal taken en competenties.
Wat gezegd wordt, er is een werkgroep geweest die heeft nagedacht
over wat een informatieprofessional zou moeten doen in de toekomst
en een van de dingen is het sturing geven
en het leidinggeven aan een deel van de informatiehuishouding.
Dat betekent eigenlijk dat de informatieprofessional
binnen een team in een organisatie
gaat functioneren als poortwachter of brugwachter, sluiswachter.
Maakt niet uit hoe je het noemt, maar in ieder geval
als iemand die gaat bepalen welke informatie er wordt opgeslagen
en samen met het team bekijken hoe die informatieopslag vorm gaat krijgen.
En dat moeten we doen op de meest eenvoudige manier,
want mensen moeten zo intuïtief mogelijk met informatie omgaan.
De informatieprofessional zal het informatiebeleid uitvoeren
en zal bijdragen aan de ontwikkeling van nieuw beleid,
maar zal ook voor een groot deel bezig zijn
met het coachen van mensen in de organisatie,
zal de vakcollega's helpen en begeleiden
en hen leren hoe ze met informatie moeten omgaan
en duidelijk maken wat de waarde van de informatie is.
En daarvoor zijn een aantal eigenschappen nodig
die al bepaald zijn en die je terug kunt vinden
in de literatuur die bij deze cursus hoort.
We hebben daarbij te maken met een nieuwe generatie medewerkers.
Eigenlijk als je kijkt naar wat er op dit moment gebeurt in de samenleving,
dan zie je dat iedereen geregeerd wordt door de smartphone.
Op die smartphone heb je alle gegevens die je nodig hebt.
Je leest er de krant op, je houdt er je financiële situatie bij.
Je kijkt waar je naartoe moet en hoe je moet lopen in de stad.
Dat soort dingen vind je allemaal in die smartphone.
En dit is een beeld, een foto die genomen is op een perron.
En dan zie je dat eigenlijk iedereen op die smartphone staat te kijken:
'is er nog nieuws?'
Dus je ziet dat er een nieuwe generatie is
die heel anders met digitalisering omgaat dan de generatie waar ik zelf toe behoor.
Je ziet ook dat het Kennisnet bijvoorbeeld,
die vind je op www.kennisnet.nl.
Dat is een website die zichzelf bezighoudt met onderwijs
en samenleving in Nederland die een schijf heeft gemaakt
waarop alle 21ste-eeuwse digitale vaardigheden worden aangegeven.
En die digitale vaardigheden worden al meegenomen in het lager onderwijs.
Dit zijn bijvoorbeeld de basisvaardigheden
waar Maaike Rodenboog het over heeft in een biologieles met haar leerlingen.
En wat zijn die digitale vaardigheden dan?
Iedereen, vanaf de lagere school al, krijgt ICT-basisvaardigheden.
Het kunnen omgaan met ICT wordt aan deze leerlingen geleerd
in het nieuwe curriculum, zoals dat voor de jaren 2020 tot 2030 is vastgesteld.
Iedere leerling wordt mediabewust gemaakt
en krijgt eigenlijk het onderdeel mediawijsheid mee.
Actief en kritisch omgaan met de media.
En dat gebeurt dus aan de hand van artikelen of websites
waar met de leerlingen over gesproken wordt:
'Is dit nou fake nieuws of is dit echt nieuws?'
Elke leerling krijgt informatievaardigheden
en dat gebeurt in verschillende lespakketten,
in verschillende onderwijs onderdelen die gegeven worden,
waarin leerlingen leren informatie te zoeken, te selecteren,
te waarderen, te bepalen wat de waarde van de informatie is
en relevante informatie te gebruiken.
En wat leerlingen ook wordt bijgebracht, is computational thinking
en dat is het herformuleren van problemen,
zodanig dat je gaat nadenken
welke rol een computer kan spelen in dat probleem.
Iedereen kent de voorbeelden van kinderen die voor het eerst een iPad zien
en die daarna naar de televisie lopen en ook proberen te swipen
of die zelf al heel snel een presentatie in elkaar zetten.
Ik heb zelf twee kleinkinderen
en één ervan heeft pasgeleden een presentatie gemaakt over Ajax.
Als je dan ziet wat die bij elkaar gehaald heeft van internet aan filmpjes,
dus bewegende beelden, powerpointbeelden, tekst
en hoe dat zo'n presentatie tot stand komt,
dan zeg je: als hij dit nu al kan met zijn 9 jaar...
Dit zijn de mensen die straks in organisaties binnenkomen
als ze de middelbare school achter de rug hebben.
Je ziet dat het curriculum voor basis- en voortgezet onderwijs
in negen leergebieden wordt aangepast
en dan worden er thema's meegenomen in het basis- en voortgezet onderwijs.
En ik noem ze expres... Het 'Handboek digitale geletterdheid' kun je opvragen.
Het is gratis te downloaden.
Maar ik geef het expres aan om aan te geven dat wanneer we praten over 2030,
dan zijn de eerste mensen die van middelbaar onderwijs
en van hoger onderwijs afkomen en universitair,
die komen op dat moment de organisatie binnen
en die hebben deze eigenschappen allemaal al bij zich,
dus die gaan dan anders met informatie om dan we op dit moment doen.
En dat moeten we heel goed in de gaten houden.
Dat betekent dat we in het onderwijs te maken krijgen
met de digitale economie, met digitaal burgerschap,
met veiligheid en privacy in de digitale wereld.
Veel meer dan de mensen die nu in de organisatie aan het werk zijn.
Dat betekent dat die procesmedewerker
die in de organisatie binnenkomt met deze kennis zoals je die nu ziet,
dat die op middelbare scholen, in het hoger onderwijs al wordt meegegeven,
dat we die medewerker
op een andere manier moeten benaderen dan we in het verleden deden.
Om een voorbeeld te noemen: als ik eigenlijk al vanaf mijn vijftiende jaar,
of m'n veertiende of zoiets, bezig ben met Microsoft
en ik heb in Teams gewerkt en in SharePoint heb ik samengewerkt
en ik heb in WhatsApp gezeten
en ik kom in een organisatie en ik krijg te maken met een systeem
wat niet de functionaliteit heeft
van wat Microsoft te bieden heeft of wat WhatsApp te bieden heeft,
of Snapchat of welke andere toepassingen er dan ook zijn,
dan ga ik mijn eigen weg kiezen om mijn informatie toegankelijk te maken
en bij te houden en om met groepen bij elkaar te werken.
Ik kom heel vaak in organisaties waar WhatsApp-groepen ontstaan,
of Snapchat-groepen, omdat men zegt: 'daar werken we veel sneller in
en we willen snel tot een besluit komen of snel tot een product komen'.
Dus daar zit de informatie.
Dit is informatie waar de professional op dit moment geen zicht op heeft.
Dat gebeurt buiten de systemen die een organisatie heeft vastgesteld om.
Dat betekent dat je als informatieprofessional
op een heel andere manier naar je mensen moet gaan kijken,
naar je procesmedewerkers, degenen die de werkprocessen uitvoeren,
dan we tot nu toe gedaan hebben.
Tot nu toe gingen we naar zo iemand toe en we zeiden:
'Wij komen hier. Er is een Archiefwet en volgens de Archiefwet
moet jij je dossiers in goede, geordende en toegankelijke staat houden.
En wee je gebeente als je het niet doet.'
Je kunt me wat, zei die procesmedewerker.
Jij ging naar zijn chef toe en je zei:
'Meneer of mevrouw wil zich niet houden aan de regels.'
Ach, zei de chef, als het werk maar goed gebeurt.
Nu moet die benadering heel anders zijn.
De benadering moet zijn dat je mensen inpakt,
en dat doet bijvoorbeeld de RDDI heel goed met het programma
wat ze ontwikkeld hebben.
Daar staat de website van, die kan ik op het ogenblik even niet lezen,
maar kijk die nog maar eens na.
Men gaat ervan uit: waarom is het belangrijk
dat jouw informatie wordt opgeslagen en dat die goed toegankelijk is?
Wat is jouw rol in de informatievoorziening?
Jouw werk wat je uitvoert is belangrijker dan je denkt.
Bewaar je informatie daarom ook op de juiste manier.
Ik heb zelf, en het is leuk dat ik nog in allerlei werkprocessen aan de gang ben...
Ik heb zelf in een paar onderzoeken
op deze manier met medewerkers in de organisatie gesproken
en je ziet ineens dat wanneer jij zegt:
'We moeten jouw informatie goed opslaan,
want jouw werk is veel belangrijker dan jij denkt.'
Het blijkt dat... Je ziet zo'n persoon groeien:
'Als mijn werk belangrijk is, dan moet het goed worden opgeslagen.'
En als je dan daarbij kiest voor hulpmiddelen
waar ze heel goed mee overweg kunnen, dan bereik je iets heel belangrijks.
Dan krijg je samenwerking in de organisatie,
dan wordt de informatie intuïtief opgeslagen
en dan bereik je dat informatie ook beheersbaar wordt.
Informatie beheersbaar wil zeggen dat er eigenlijk nieuwe kennisvaardigheden
en houdingsaspecten worden gevraagd van de informatieprofessional.
Je moet veel meer naar de mensen toe.
Je moet veel meer op een hoger niveau bezig zijn.
Je zult ook minder zelf uitvoerend bezig gaan zijn
met het op orde houden van dossiers.
Dat ligt bij degene die de werkzaamheden moet uitvoeren.
Er komen nieuwe opleidingen, daar is RADIO voor ontwikkeld.
Daar is ook het Leerhuis voor ontwikkeld van de RDDI.
Er komen mensen die in de organisatie instromen die heel anders zijn
dan de mensen die er op dit moment zijn, die al computervaardig zijn
en met oplossingen komen waarvan jij zegt:
'Ik moet eens nadenken hoe we dit zo goed mogelijk kunnen inpassen
en deze informatie zo goed mogelijk kunnen opslaan.'
Zij moeten de weg leren in de informatiehuishouding.
Ze moeten de weg leren in de bronnen die er zijn.
Ze moeten bijgeleerd worden.
Je moet werkzaamheden van jezelf gaan aanleren
op het gebied van selectievernietiging, dat soort zaken.
Dat ze weten dat het belangrijk is dat er één document aanwezig blijft
in plaats van 20 of 30 versies
waar je later niet meer van weet welke versie uiteindelijk de vastgestelde is.
En dat vraagt eigenlijk van de informatieprofessional
een hoger niveau om te kunnen helpen.
Je moet kennis hebben van de organisatie en werkprocessen
die worden uitgevoerd,
je moet kennis hebben van de afspraken
die in de organisatie op het gebied van informatiebeheer zijn gemaakt
en je moet inlevingsvermogen hebben met die gebruiker
die zijn werk zo goed mogelijk wil doen en daarbij informatie nodig heeft
en daar zo weinig mogelijk werk aan wil besteden.
Om daarbij te helpen is een gedragsregel voor de digitale werkomgeving gemaakt.
Die is in september van dit jaar uitgekomen
en die gedragsregeling is bestemd voor alle rijksambtenaren
die gebruik maken van de digitale werkomgeving van de Rijksoverheid.
En dat is eigenlijk een aanknopingspunt wat je kunt gebruiken
om te komen tot nieuw gedrag van de rijksambtenaar
en tot een nieuwe invulling van jouw rol als informatieprofessional.
In de gedragsregels staat duidelijk op bladzijde 1 al
dat je niet aan de regels houden een blijk kan zijn van disfunctioneren,
plichtsverzuim en niet-integer gedrag.
Dat heeft nog nooit gestaan in een gedragsregel
hoe om te gaan met archieven en hoe om te gaan met documenten.
Het is wel belangrijk dat deze regels gesteld worden
en dat heel hard gezegd wordt: 'Mensen, er zijn regels.
We zorgen dat die regels zoveel mogelijk aansluiten bij jouw belevingswereld,
maar hou je jezelf er niet aan,
dan ben je bezig met disfunctioneren en plichtsverzuim.
Iedere ambtenaar heeft een belofte afgelegd
of heeft een eed afgelegd dat hij zichzelf zal gedragen als een goed ambtenaar.
Dat betekent dat het werk wat de ambtenaar uitvoert belangrijk is,
en dat het ook goed moet worden vastgelegd,
zodat je jezelf kunt verantwoorden.
Dat betekent dat die plicht die wordt uitgevoerd,
te maken heeft met wet- en regelgeving die de ambtenaar moet gebruiken daarbij
en dat de maatschappij van de overheid betrouwbaarheid verwacht.
Dus het gedrag van de ambtenaar is van groot belang
en daarom is eigenlijk die gedragsregeling bedacht.
Waarom het belangrijk is dat we goed omgaan met overheidsinformatie?
Omdat vanuit het vakmanschap dat iedere ambtenaar uitvoert
overheidsinformatie nodig is om de opdrachten goed te kunnen uitvoeren,
je moet verantwoording kunnen afleggen, je moet rekenschap geven,
de burgers en organisaties moeten rechtszekerheid hebben,
onderzoek door derden moet mogelijk gemaakt worden
en er is een fragment van alle informatie die we uiteindelijk blijvend bewaren
en dat is het behoud van cultureel erfgoed waar we voor moeten zorgen.
Hoe maken we informatie duurzaam toegankelijk?
Door het op te slaan op een terugvindbare plaats.
En dat is nog een hele toer. Als je SharePoint gaat gebruiken,
kun je weleens snel de weg kwijtraken
in de enorme hoeveelheid mapjes en documenten die worden aangelegd.
En het wil echt niet altijd zeggen dat wanneer je een goede zoekmachine hebt,
je daarmee snel komt bij het document wat je zoekt,
want je weet niet op welke woorden je moet zoeken.
Hoe algemener je bent,
hoe meer gegevens je in een keer krijgt.
Wat is belangrijk? Een goede titel geven aan documenten.
Een goed onderwerp, auteur, versienummer.
We weten het allemaal wel, maar gebeurt het ook?
Dat moet die procesmedewerker in de organisatie ook leren.
Het moet gaan in een gedeelde omgeving
en na afronding van een zaakproject moet het dossier worden afgesloten
en er moet bepaald worden hoelang en waar het bewaard gaat worden.
Daar speelt ook de privacy van personen bij.
Persoonsgegevens alleen gebruiken en bewaren voor het doel
waarvoor ze zijn verkregen, die persoonsgegevens.
Op het moment dat de doelbinding verdwenen is,
horen de persoonsgegevens te worden geanonimiseerd, gepseudonimiseerd
of te worden verwijderd en vernietigd.
Ze worden alleen maar gedeeld voor het doel waarvoor ze worden opgevraagd.
En dan valt die digitale informatiehuishouding, die gedragsregels,
vallen uiteen in zeven regels,
waarbij de ambtenaar op het hart wordt gedrukt om open en transparant te zijn,
om informatie op te slaan en ook vindbaar te maken
om de samenwerkingsruimte en de netwerkschijven netjes te houden,
wat dat ook moge begrijpen, daar zullen waarschijnlijk nog wel regels voor komen,
om de gevoelige informatie als vertrouwelijk te bestempelen
en het archiveren van de informatie die de overheid ontvangt
of opmaakt in het kader van de zaak bij elkaar houden.
Het gebeurt niet vanzelf, je moet daar echt enige inspanning voor doen.
Wat daarbij ook speelt, is de Auteurswet,
die krijgen we straks nog bij het kader en bij de wet- en regelgeving,
en het elkaar helpen met de hulp, het elkaar helpen
en als je er niet uitkomt de informatieprofessional inschakelen.
Dit is de nieuwe samenleving in een kantoor
waar de informatieprofessional zichzelf in gaat bewegen.
En eigenlijk is de conclusie van deze kennisbyte
dat we de zeven gedragsregels toepassen als organisatie,
die algemeen worden ingevoerd in de overheidsorganisatie.
Ze zijn nu nog niet directief, maar ze worden dat wel.
De overheid is eigenaar van de informatie die ze verwerkt,
dus er zijn geen persoonlijke mailboxen, er zijn geen persoonlijke domeinen
waar overheidsinformatie zich in nestelt.
Zonder goed overzicht van de ingerichte informatiehuishouding
is er geen verantwoording mogelijk.
Dus ook dat moeten we goed regelen. We moeten zorgen voor gegevens,
voor de dossiers, voor de vastlegging van zaken.
En dat hoort bij de taakuitvoering van de medewerker.
Straks, als we het hebben over de normen,
geef ik aan dat het uit de NEN-ISO 15489 komt
en de informatieprofessional ondersteunt met raad en daad.
Zo hebben we eigenlijk een beeld geschapen of geschetst
van welke medewerker in de organisatie komt.
Het is een andere medewerker dan die er op dit moment is.
Dus iedereen die nu binnenkomt, die is al voor een groot deel Microsoft-minded.
Of Gmail of Mac, want die komen we ook weleens tegen, dat mensen zeggen:
Ik heb een Mac en dat werkt toch wat makkelijker dan Windows.
Maar in ieder geval, ze zijn nog niet bekend met de informatiesystemen
zoals jij die in de organisatie hebt
en waarvan het de vraag is of dat dit de systemen zijn
die we in de toekomst ook zullen behouden.
We gaan naar organisaties die steeds meer in teams worden ingedeeld
met projectopdrachten.
En als je dan weet hoe je een project uitvoert
en hoe dat met z'n allen in Teams of SharePoint verwerkt,
dan kun je daar weleens een hele goede informatiehuishouding op baseren.
Dit was het onderdeel wat ging over mensen. Mensen in de organisatie.
We gaan nu verder met het onderdeel gegevens en werkprocessen
en daarmee wordt ook dit onderdeel, wat ging over mensen,
zal daarin duidelijker worden.
(Het logo van het Rijksprogramma Duurzaam Digitale Informatiehuishouding. Beeldtekst: Gids in de informatiehuishouding. Beeldtekst: mensen.)